Voedselproductie dichtbij huis is een aantrekkelijke en begaanbare weg, laat Michiel Bussink zien in zijn boek Eten uit de buurt: gezonder, lekkerder en beter voor boer, natuur, milieu, dieren en de wereld.

Het ruikt naar houtvuur en versgebakken brood in de verbouwde boerderij aan de rand van het Sallandse bos. Hier bakt Ton IJsseldijk zijn houtovenbrood. Takken uit het naburige bos gaan in zijn zelfgebouwde ‘bakspieker’. Zo’n tachtig broden per keer worden er gebakken, met een heerlijk krokante korst en unieke smaak. Sallands Hout-ovenbrood van Ton IJsseldijk is te koop in winkels in de omgeving en bij enkele boeren in de buurt. Een van die boeren, Jopie Duijnhouwer, verbouwt een flink deel van het graan voor Ton. Af en toe koop ik een brood van Ton, drie kilometer op de fiets van mijn huis in Lettele, bij Deventer. Maar meestal bak ik mijn brood zelf, van het tot meel gemalen graan van Jopie, vijf kilometer de andere kant op.

Het meeste brood dat in Nederland wordt gegeten, is heel anders gemaakt en heeft vele malen ingewikkelder wegen afgelegd voordat het aan de keukentafel belegd en opgegeten wordt. Het graan voor het brood komt misschien wel uit Canada, van enorme bedrijven. Het Nederlandse bedrijf Meneba, de grootste meelfabrikant van Europa, heeft meestal geen idee van welke graantelers het meel precies komt. Meneba verkoopt het weer aan grote bakkerijbedrijven zoals Bakkersland en Quality Bakers, die brood bakken voor supermarktketens en zelfstandige bakkers. Daar wordt het meel, behalve met water, gist en zout, gemengd met broodverbeteraars en kleurstoffen, die weer van andere fabrikanten komen. Uiteindelijk is het dan te koop. En ik geef eerlijk toe: soms eet ik ook zulk brood. Als het om de een of andere reden niet gelukt is om zelf te bakken of brood van Ton te kopen.

Twee voedselcirkels

voedselcirkels Eten uit de buurt

Stel nu, ik maak twee tekeningetjes met de boterham op mijn keukentafel als uitgangspunt. Het ene staat voor het brood van Ton of dat van mijzelf, in beide gevallen gebakken van het meel van Jopie. Het andere staat voor het brood van de supermarkt. Vervolgens teken ik alle betrokken bedrijven bij die ene snee brood, met de geografische afstand tussen hen. Plus de lijnen die staan voor de transacties tussen die verschillende bedrijven. Daarna trek ik een cirkel om al die broodbetrokkenen. Een ‘voedselcirkel’.

Twee cirkels: een kleine en een grote. De kleine met weinig en korte lijntjes. De grote met veel, lange en ingewikkelde lijnen. Nu is de vraag: is de ene cirkel beter dan de andere? Daar kun je een heel verhaal over houden, sterker nog: daar valt een boek over te schrijven. Dat heb ik dus maar gedaan.

Volgens een groeiende groep wereldburgers kleven er nogal wat nadelen aan de grote cirkel. Denk alleen al aan de liters benzine en olie die zijn gebruikt voordat je een hap van je boterham kunt eten. En we weten allemaal: het verstoken van fossiele brandstoffen draagt bij aan de klimaatverandering. Een kleine voedselcirkel heeft een groot aantal voordelen:

Eerlijker en voordeliger

Doordat er veel minder tussenhandel, verwerkende industrie en supermarktketens in de kleine voedselcirkel actief zijn, kunnen boeren een betere prijs krijgen voor hun producten, zonder dat consumenten meer geld kwijt zijn. Het is duidelijker wie in de (korte) keten wat verdient en waaraan. Boeren worden niet langer gedwongen om zoveel mogelijk te produceren tegen zo laag mogelijke kosten. Daarom wordt het makkelijker om rekening te houden met dierenwelzijn, milieu, natuur en individuele consumenten.

Ecologischer

Er worden in de kleine voedselcirkel minder fossiele brandstoffen gebruikt, want er worden veel minder ‘voedselkilometers’ gemaakt. De kleine cirkel is daarom klimaatvriendelijker. Bovendien wordt er veel minder met landbouwgrondstoffen over de wereld gesleept, waardoor er minder bodems worden uitgeput en overbemest. Doordat in de kleine voedselcirkel de ketens veel korter zijn, oftewel veel minder bedrijven bij de productie, verwerking en distributie betrokken zijn, wordt er ook nog eens minder voedsel verspild.

Gezonder

Voedsel dat van ver weg komt, is langer onderweg en moet dus van allerlei hulpstoffen zoals zout en suiker worden voorzien om niet te bederven en niet onaantrekkelijk te ogen. Die hulpstoffen zijn niet allemaal even gezond. Bovendien is voedsel van dichtbij verser, waardoor het meer waardevolle voedingstoffen bevat. Dat geldt natuurlijk helemaal voor zelf geteelde groenten en fruit. Het onderhouden van een eigen moestuin(tje) of af en toe meewerken bij de boer, vergt bovendien lichamelijke inspanning: ook heel gezond.

Lekkerder

Een aardbei die geplukt is op het moment dat hij rijp is, is vele malen lekkerder dan een groen geplukte aardbei die duizenden kilometers heeft moeten afleggen voordat hij in de winkel ligt. Met rijpe en verse producten koken, levert veel smakelijker maaltijden dan met onrijp geoogst groenten, of met industriële pakjes en zakjes waarin – onder andere vanwege de lange reis- en bewaartijden – te veel zout, suiker en kleur-, geur-, smaak- en conserveringsstoffen zijn toegevoegd.

Meer eigen

Eten uit je directe omgeving betekent dat je meer betrokken bent bij je leefomgeving en de daarbij horende wisseling van de seizoenen. Een akker waarvan je weet dat daar je aardappels worden verbouwd, een bosrand waar je bramen plukt, een weide waar de koeien grazen die de melk voor jouw kaas leveren: niet alleen de producten, ook de omgeving wordt minder anoniem en gaat daardoor meer voor je betekenen. Meer betrokkenheid betekent ook meer zorg voor die leefomgeving, als die om de een of andere reden wordt bedreigd.

Duidelijker en democratischer

Een kleine voedselcirkel heeft minder schakels en is daardoor overzichtelijker en minder anoniem. Duidelijk is wie waarvoor verantwoordelijk is. De betrokkenen zijn daarom beter aanspreekbaar op wat ze produceren én kopen. Zelf je eigen voedsel verbouwen of plukken is al helemaal duidelijk. In de grote voedselcirkel is vaak niet duidelijk wie waarvoor verantwoordelijk is. Als er iets misgaat in de voedselproductie, in de vorm van bijvoorbeeld milieuvervuiling of dierenleed of menselijke fouten, is vaak niet duidelijk dát er wat misgaat, En als de misstanden wel aan het licht komen, wijzen de betrokken naar elkaar.

Beter voor de lokale economie

Een kleine voedselcirkel draagt bij aan de leefbaarheid van gemeenschappen door versterking van de lokale economie. Door de komst van (grote) supermarkten moeten lokale winkels sluiten, moet het voedsel van producenten van buiten de gemeenschap worden aangevoerd, gaat de winst naar het hoofdkantoor en aandeelhouders elders in de wereld en wordt niet in de lokale gemeenschap geïnvesteerd.

Dichterbij de kringloop van het leven

Eten is cruciaal, omdat we anders niet kunnen leven. Eten vormt ook een verbinding tussen onszelf en de wereld om ons heen. Dat is altijd zo, of ons eten nu van ver komt of van dichtbij. Maar als de voedselproductie dichtbij plaatsvindt, en zeker als we zélf ons voedsel verbouwen, realiseren we ons dat veel beter. Als je zelf je aardappels hebt geteeld, wéét je dat die alleen hebben kunnen groeien dankzij een bodem vol met mineralen, regen, zon, warmte en licht. Wij bestaan dankzij al het andere dat bestaat, we zijn onlosmakelijk onderdeel van de kringloop van het leven: een waardevol besef.

Vandaar: YIMBY! Oftewel: Yes in my Backyard!

Cover-eten-vuit-de-buurt-198x300 Dit is een ingekorte versie van de inleiding van Eten uit de buurt, het vijfde boek in de Genoeg-reeks. Het boek is hier te bestellen, nu van € 19,95 voor € 9,95.

Michiel Bussink: Eten uit de buurt - Haal alles uit je voedselcirkel.

Altijd op de hoogte blijven?