De kledingindustrie is de op één na grootste vervuiler ter aarde. We produceren maar liefst zes keer zoveel kleding als we gebruiken. De productie en het vervoer van die aanzwellende tsunami is de oorzaak van gigantische hoeveelheden gif in bodem, mensen en atmosfeer en enorm veel CO2-uitstoot. En dan moeten in die waanzinnige kledingwereld ook nog eens tientallen miljoenen mensen werken voor een hongerloon.
Naar verwachting zullen binnen tien jaar te weinig nieuwe vezelgrondstoffen beschikbaar zijn om aan de huidige vraag naar steeds weer nieuw textiel te voldoen. Er moet dus wel iets gaan veranderen. Nederlandse bedrijven, universiteiten en hogescholen slaan nu de handen ineen: Het samenwerkingsverband Fashion Circular by Logistic Excellence (FACILE) wil de kledingindustrie in Nederland binnen tien jaar circulair maken, ofwel een kringloop van de kledingindustrie op poten zetten. Daartoe zochten ze samenwerking met de Hogeschool Utrecht.
Frank Donga (22, student elektrotechniek) en Guido de Bruin (23, bedrijfskunde) volgden allebei de minor Business Information Management. Het onderzoek dat ze daarvoor moesten doen, werd een FACILE-opdracht. Ze onderzochten de knelpunten binnen het huidige systeem.
Was het voor jullie nieuw hoe de kledingindustrie op dit moment werkt?
Guido: ‘Absoluut. Ik vond de cijfers vooral schokkend: maar liefst 98% van de kleding die wordt geproduceerd wordt verbrand, vaak is ze niet of nauwelijks gebruikt. Soms is ze niet eens verkocht. Slechts 0,1% van afgedankte kleding wordt verhakseld tot vezels voor hergebruik. Dat betekent dat bijna elk kledingstuk op de markt helemaal opnieuw gemaakt moet worden met nieuwe grondstoffen.’
Frank: ‘Tijdens ons veldonderzoek bezochten we een verhakselaar en afvalverwerkingsbedrijven. Dat waren ontzettende eyeopeners. We kenden inmiddels de schrikbarende cijfers, maar het wordt weer anders tot je het met eigen ogen ziet. De stapels en stapels en stapels kleding … De schaal is immens!’
Guido: ‘Al die kleding staat gewoon bij je om de hoek in de inzamelbakken. Maar als je de inhoud van de bakken op een bedrijventerrein bij elkaar ziet…’
Frank: ‘We hadden echt tijd nodig om de omvang van het probleem te laten bezinken voordat we verder konden met ons onderzoek.’
Wat was de volgende stap van het onderzoek?
Frank: ‘Onze opdracht was uit te zoeken welke problemen een circulaire textielketen in de weg staan. Je hebt dan te maken met de fabrikanten en met de consumenten. Die laatste moet je stimuleren om hun kledingstukken op de juiste manier te recyclen. En er zijn de partijen die nu de kleding verwerken, door verbranding of door recycling.
‘De vraag is ook waar je moet beginnen met het oplossen van de knelpunten. Hoe je het ook wendt of keert, íemand moet gaan inleveren. Een fabrikant moet winst inleveren, een consument moet kleding netjes aanleveren, een verhakselaar moet opschalen. Nu zijn nieuwe vezels goedkoper dan gerecyclede vezels, dus een verhakselaar kan nooit winst maken. Er is ook te weinig vraag naar gerecyclede vezels voor de productie van garen voor kleding. Die vezels worden nu gedowngraded en vaak gebruikt voor isolatiemateriaal en vulling. Fabrikanten betalen de laagste prijs voor grondstoffen: voor twee euro aan materiaal en arbeidsloon maken ze kleding die ze voor honderd euro verkopen. De winstmarges zijn belachelijk.’
Niemand betaalt dus voor de milieuschade en het sociale onrecht. Dat klinkt als een moeilijk oplosbaar probleem.
Frank: ‘Het was eigenlijk niet de bedoeling om met een oplossing te komen, maar daar ontkom je bij het onderzoeken van het probleem eigenlijk niet aan. De slecht functionerende inzameling van textiel voor hergebruik is een van de problemen die we vonden. Een inzameltaks zou een oplossing kunnen zijn, kledingfabrikanten zouden die moeten betalen. Met de opbrengst zijn bijvoorbeeld campagnes te bekostigen om consumenten te informeren.
‘Je kunt er ook een beloningssysteem mee financieren. Stel je voor dat je als consument voor elk versleten kledingstuk een waardepunt krijgt als je het inlevert waar je het hebt gekocht. En dat je dat bijvoorbeeld kunt inleveren voor een biertje in de bar bij jou om de hoek. Zo hap je een stuk uit die onevenredige winst van de fabrikanten en dat gebruik je om gedragsverandering bij de consument te bewerkstelligen.’
Guido: ‘Je kunt ook denken aan een soort statiegeldsysteem, zoals nu bij petflessen het geval is. Je moet het alleen kunnen bijhouden. Bij flessen heb je barcodes, maar bij kledingstukken is het lastiger: labels kunnen uit kledingstukken geknipt worden, informatie gaat makkelijker verloren. Er is big data nodig.’
Frank: ‘Glas en papier zijn relatief makkelijk te recyclen. De grondstof is in de basis hetzelfde. Maar bij textiel heb je te maken met katoen, wol, elasthaan, elastiek, ritsen enzovoorts. Het type grondstof, de kwaliteit en de leeftijd bepalen de waarde van het product. Dat moet je kunnen traceren.’
Guido: ‘Er zijn tegenwoordig wel machines die de kwaliteit van stoffen kunnen uitlezen, maar dan moet je alle inleverpunten daarmee inrichten. Dat is een gigantische operatie. Dat moet je eerst op kleinere schaal testen.
‘Een andere oplossing is om bij de aankoop van kleding een soort verwijderbijdrage te heffen, zoals bij elektrische apparaten. Die bijdrage krijg je terug als je het product inlevert voor recycling. Het is een soort borg.’
Frank: ‘Het nadeel van die oplossing is alleen dat je dan toch de oplossing bij de consument legt. Maar de onbalans ligt bij de fabrikant. Die maakt nu ontzettend veel winst, hij zou eigenlijk ook de oplossing moeten financieren. Anders voelt hij geen enkele stimulans om de keten te doorbreken. Fabrikanten hoeven nu alleen maar te maken, te maken en te maken. Als ze verplicht een bepaald percentage gerecyclede vezels zouden moeten gebruiken, doorbreek je een deel van de keten. Al zouden ze 20 procent winst maken in plaats van 80 procent, dan is het toch nog steeds winst? Ze zijn alleen niet bereid om in te leveren. De overheid moet dat forceren. Én monitoren of fabrikanten zich aan die afspraak houden.’
Het probleem oplossen is dus niet onmogelijk. Kan de kledingindustrie over tien jaar circulair zijn?
Guido: ‘Zeker. De technische mogelijkheden zijn er. Alles hangt af van de bereidwilligheid van bedrijven en consumenten, de regie vanuit de overheid, regels die opgesteld moeten gaan worden. Maar het kan.’
Tot slot: heeft dit onderzoek geleid tot een verandering in jullie eigen gedrag?
Guido: ‘Ik kocht altijd al weinig kleding. Nu let ik wel extra goed op de kwaliteit van een product.’
Frank: ‘Ik ben echt veel meer op m’n aankopen gaan letten. Laatst zei mijn moeder: “Er zitten allemaal gaten in die spijkerbroek, gooi weg joh!” Waarop ik antwoordde: “Waarom?” Gelukkig zijn gaten tegenwoordig hip.’
Dit artikel verscheen eerder in het themanummer over Goeie Kleren - Genoeg 127
Lees ook: Hoe krijgen we meer bruikbare textiel en minder afval?
Maak mode circulair - Wat kun jij doen?
- Onderhoud je kleding goed, was met biologische wasmiddelen zoals die van Sonett.
- Gun je mode-items een tweede leven: laat kapotte kleding en schoenen repareren of repareer ze zelf
- Iets nieuws nodig: ruil of koop tweedehands
- Koop je iets nieuw? Kies dan voor duurzame kwaliteit en eerlijk geproduceerde items. Kijk voor inspiratie bij de partners van Genoeg: Waschbär, Wildling shoes, Project CeCe en esgii.
Tip: Ga voor meer praktische tips en inspiratie naar de Genoeg Gids voor goeie kleren.